- opération
- opération [oppeeraasjõ]〈v.〉1 werking ⇒ 〈natuurlijk〉 proces, mechanisme2 handeling ⇒ verrichting3 actie ⇒ onderneming, campagne, operatie4 operatie ⇒ chirurgische ingreep5 〈wiskunde〉berekening ⇒ bewerking♦voorbeelden:1 opération de la digestion • spijsverteringsprocespar l'opération du Saint-Esprit • door de inwerking van de Heilige Geest(comme) par l'opération du Saint-Esprit • als door een wonder2 opérations de Bourse • beursoperatiesopération commerciale • transactie3 opération ‘baisse des prix’ • prijzenslagopération de police • politieactieopération séduction • goodwillactie4 subir une opération • geopereerd wordenf1) werking2) mechanisme3) handeling, verrichting4) actie5) operatie
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.